Carnaval
Met carnaval hossen, zingen en springen we erop los. Een feest van verkleden, schminken, zingen en naar de optocht kijken.
Hoe is dat eigenlijk zo ontstaan?
En wat kunt u in de klas aan carnaval doen?
De klas versieren
Materiaal
- slingers, serpentines, ballonnen, confetti
- knutsel- en tekenmateriaal
Tijd
30 minuten
Doel
De kinderen zorgen voor een carnavalssfeer door de klas te versieren.
- Vertel de kinderen dat ze de klas mogen gaan versieren voor carnaval. Kunnen de kinderen bedenken welke dingen ze daarvoor nodig hebben? Wat hoort er allemaal bij carnavalsversiering? (slingers, serpentines, ballonnen, confetti)
- Laat de kinderen voorbeelden zien die u zelf hebt meegebracht: ballonnen, confetti enzovoort.
- Kinderen die versieringen van thuis willen meebrengen, mogen dat doen.
- Wat kunnen de kinderen zelf maken om de klas te versieren? (slingers, een tekening op het bord, tekeningen die in de klas opgehangen kunnen worden)
- De kinderen knutselen of tekenen zelf versieringsmateriaal.
- Versier samen met de kinderen de klas met de zelfgemaakte en meegebrachte spullen.
Suggestie
Het is leuk om tijdens het knutselen en versieren carnavalsmuziek te laten horen.
Bron: leerkracht.nl
Carnaval: Achtergronden
Feest
Elk jaar is het carnaval weer aanleiding voor een groot feest. Zowel volwassenen als kinderen verkleden of schminken zich, dragen maskers en gaan hossend over straat. Er klinken speciale carnavalsliedjes uit luidsprekers of er wordt livecarnavalsmuziek gespeeld door zogeheten dweilorkesten of muziekkapellen. Er wordt een prins Carnaval gekozen en zijn Raad van Elf treedt op als carnavalsbestuur. In veel plaatsen worden optochten of parades gehouden. Er zijn carnavalsverenigingen actief bij het bouwen van de praalwagens voor de optocht. Vaak is er ook een aparte kinderoptocht. Het plaatselijke dialect wordt gebruikt in aankondigingen, in carnavalskranten en bij evenementen. Steden en dorpen krijgen tijdelijk een andere naam. Den Bosch bijvoorbeeld heet Oeteldonk, Breda wordt Kielegat en de carnavalsnaam van Bergen op Zoom is Krabbegat. Het carnavalsfeest wordt van oudsher gevierd onder de rooms-katholieke bevolking in Nederland, vooral in Noord-Brabant en Limburg. Het feest heeft een uitgelaten en spottend karakter. Tegenwoordig wordt carnaval ook op andere plaatsen gevierd en is de beweegreden niet meer religieus maar commercieel.
Religieuze achtergrond
Carnaval is het feest dat gevierd werd op vastenavond, de avond voor de veertigdaagse vasten voor Pasen. De rooms-katholieken aten tijdens de vasten geen vlees, snoep en lekkernijen. Kinderen hadden een vastentrommeltje, waarin ze hun snoep bewaarden. Alleen op zondag mochten ze daar een snoepje uit halen. De rest van het snoepgoed bewaarden de kinderen tot na de vasten. Op Aswoensdag begon de vasten. De gelovigen gingen naar de kerk en kregen het traditionele askruisje op het voorhoofd. Daarbij sprak de priester de tekst uit: 'Gedenk mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren.' Vastenavond (dinsdag) is dus de avond vóór de vasten. Om die reden gingen de mensen zich op die avond flink te buiten aan drank en lekkernijen. Tegenwoordig is de periode van carnaval uitgebreid tot vier à vijf dagen. Het feest begint meestal al op vrijdagavond en duurt tot dinsdag middernacht. De datum waarop het carnavalsfeest gevierd wordt, houdt verband met de dag waarop Pasen valt. Het is Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart. De vastenperiode duurt veertig dagen, carnaval begint dus ongeveer zes weken voor Pasen.
Geschiedenis van het carnavalsfeest
De oorsprong van het woord carnaval is onzeker. Er zijn verschillende theorieën. De meest waarschijnlijke is dat het woord is afgeleid van 'carne levare', dat 'opruimen of wegnemen van het vlees' betekent. Dit heeft betrekking op de vastenperiode waarin de rooms-katholieken geen vlees eten. Het feest is van Italiaanse oorsprong en waarschijnlijk een vermenging van een Romeins lentefeest en een Germaans offerfeest. Bij deze feesten vierde men de komst van de lente, als symbool van de wedergeboorte van de natuur. Het was de gewoonte om tijdens het carnavalsfeest de maatschappelijke orde te bespotten met gebruik van maskers en vermommingen. Maskers werden in de oudheid al gebruikt als middel om boze geesten te verjagen.
Carnaval in andere landen
Carnaval is een traditioneel feest dat in allerlei rooms-katholieke landen en streken gevierd wordt. In Europa zijn dat Italië (Venetië), Frankrijk (Nice), Duitsland (Keulen) en België (Aalst). Buiten Europa viert men carnaval in Brazilië (Rio de Janeiro) en Argentinië (Buenos Aires). In de Verenigde Staten staat de viering in New Orleans bekend als Mardi Grass. Dat is Frans voor 'Vette Dinsdag'. Op de dinsdag voor de vasten werd vroeger al het vet opgemaakt.
Bron: leerkracht.nl
Een optocht in de klas
Materiaal
- - verkleedspullen
- - schmink
- - bolderkar, knutselspullen
- - muziekinstrumenten
- - carnavalsmuziek
Tijd: 30 minuten
Doel
De kinderen houden een carnavalsoptocht in de klas of op de gang.
- Vraag de kinderen of ze wel eens een carnavalsoptocht hebben gezien (in het echt of op de televisie). Laat de kinderen erover vertellen. Inventariseer wat er allemaal bij een optocht hoort. (prins Carnaval, Raad van Elf, muzikanten, clowns, wagens, verklede mensen)
- Bespreek met de kinderen wat er allemaal aan voorbereidingen nodig zijn om een carnavalsoptocht te kunnen houden. (verkleden, schminken, kar versieren, oefenen met muziekinstrumenten, gekke dingen maken)
- Verdeel de taken voor de voorbereidingen. Laat steeds groepjes van drie of vier kinderen samenwerken.
- Als de kinderen klaar zijn met de voorbereidingen, bespreekt u hoe de optocht gehouden gaat worden. Wat is de volgorde van personen en groepjes, wie wordt prins Carnaval? (Geef de prins een toepasselijke naam.)
- U kunt de optocht in de klas of op de gang houden. Hij kan ook onderdeel zijn van een grote optocht tijdens het carnavalsfeest op school.
Bron: leerkracht.nl
Wat doe jij met carnaval?
Tijd
15 minuten
Doel
De kinderen vertellen wat ze doen tijdens de carnavalsdagen.
- Voer met de kinderen een kringgesprek. Laat verschillende kinderen vertellen wat ze tijdens de carnavalsdagen doen. Ook activiteiten die niets met carnaval te maken hebben, mogen aan bod komen. Niet iedereen viert namelijk carnaval. Gebruik de volgende vragen als leidraad voor het gesprek:
- Wat ga je doen als het carnaval is?
- Waar ga je dat doen?
- Met wie ga je dat doen?
- Ga je verkleed? Zo ja, hoe?
- Wat eet je?
- Ga je naar de kerk?
- Wie viert er geen carnaval?
- Rond het gesprek af met een samenvatting. Benoem verschillende activiteiten die de kinderen tijdens de carnavalsdagen gaan doen. Doe dit ook als de kinderen geen carnaval vieren.
Bron: leerkracht.nl